Background Image

Slagvaardig

en betrokken

Care 4 Care (C4C) valt onder StiPP

Vrijdag 4 november 2016 was daar dan het arrest van de Hoge Raad in de zaak van Care 4 Care Human Resources (C4C) tegen Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten (StiPP). Het beroep van C4C tegen het arrest van het gerechtshof wees de Hoge Raad af. C4C valt onder de werkingssfeer van StiPP. Veel bedrijven in de detachering en payrolling zaten met spanning te wachten op het arrest van de Hoge Raad. Want mogelijk zou het arrest ook gevolgen voor hun bedrijven hebben. 

Waar ging het over bij C4C / StiPP?
Eerst even kort naar het probleem van de zaak. StiPP is een bedrijfstakpensioenfonds zoals dat wordt bedoeld in de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000. Wat is de taak van StiPP? Zij voert de verplichte pensioenregeling uit voor werknemers in de uitzendbranche. Belangrijke vraag is om te weten wanneer je als werkgever nu verplicht moest aansluiten bij dit pensioenfonds. C4C is een bedrijf dat zich bezig houdt met het leveren van gekwalificeerd medisch specialistisch personeel aan opdrachtgevers zoals ziekenhuizen en zorginstellingen. Een deel van het personeel heeft een BIG-registratie.  
 
Verplichtstellingsbesluit
Voor StiPP is er een verplichtstellingsbesluit. Daar staat in voor wie het nu verplicht is om deel te nemen in het pensioenfonds van StiPP. De kernzin uit het besluit is: “Het deelnemen in de Stichting Pensioenfonds voor Personeelsdiensten is verplicht gesteld voor uitzendkrachten die op basis van een uitzendovereenkomst werkzaam zijn voor een uitzendonderneming (…)". Gelukkig staat er in het besluit ook een definitie van ‘uitzendonderneming’. Dat is de natuurlijke of rechtspersoon die (…) uitzendkrachten ter beschikking stelt van opdrachtgevers, zijnde de werkgever in de zin van artikel 7:690 van het Burgerlijk Wetboek.
 
C4C is geen uitzendonderneming – weg StiPP
StiPP schreef een brief naar C4C met de boodschap dat zij onder het verplichtstellingsbesluit viel. C4C moest dus voor haar personeel verplicht pensioenafdrachten gaan doen aan StiPP. Dat wilde C4C niet. Zij stelde dat zij niet onder het verplichtstellingsbesluit valt. C4C is geen uitzendonderneming. De kantonrechter van de rechtbank Amsterdam was dat in 2013 ook met C4C eens.
 
C4C is wel een uitzendonderneming – valt onder StiPP
Het gerechtshof Amsterdam oordeelde op 28 oktober 2014 anders. C4C is wel een uitzendonderneming. Zij valt onder de werkingssfeer van StiPP. Even opletten voor een lange zin. Het hof oordeelde dat alle arbeidsovereenkomsten waarbij de werknemer door zijn werkgever ter beschikking wordt gesteld van een derde om krachtens door deze aan de werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder toezicht en leiding van die derde, uitzendovereenkomsten zijn. C4C was het niet met het hof eens en stapte naar de Hoge Raad.
 
Wel of geen allocatiefunctie?
Wat was nu de juridische vraag die bij de Hoge Raad aan de orde was? C4C stelde dat het voor een succesvol beroep op artikel 7:690 BW (over de uitzendovereenkomst) vereist is dat de werkgever een allocatiefunctie vervult. Met de allocatieve functie wordt bedoelt dat vraag en aanbod van (tijdelijke) arbeid bij elkaar worden gebracht. Dat kan gebeuren bij de vervanging van werknemers tijdens ziekte maar dat hoeft niet. En C4C vervult geen allocatiefunctie. Stel dus dat de Hoge Raad C4C zou volgen in die stelling, dan was C4C geen werkgever in de zin van artikel 7:690 BW. En dan voldeed C4C niet aan de definitie uit het verplichtstellingsbesluit van StiPP. Hopelijk volgt u het nog.
 
Hoge Raad is duidelijk
De Hoge Raad is duidelijk. Het hof heeft gelijk. Bij artikel 7:690 BW gelden geen andere vereisten dan die in de wettekst staan beschreven. De eis dat het werk tijdelijk moet zijn is er niet. En ook is er geen beperkte allocatiefunctie vereist zoals C4C dat voorstelde. Ook andere driehoeksrelaties dan de klassieke uitzendrelatie vallen onder het bereik van artikel 7:690 BW. Kortom, een allocatiefunctie is niet vereist om te kunnen spreken van een uitzendovereenkomst. Verder merkt de Hoge Raad nog op dat de artikelen 7:690 en 7:691 BW eenzelfde uitleg veronderstellen. Het beroep van C4C werd afgewezen.
 
Opmerking voor payrolling, detachering e.d.
Zoals al even aangegeven waren payrollbedrijven, detacheerders e.d. erg benieuwd naar het oordeel van de Hoge Raad in deze zaak. Men vreesde toch een beetje voor de toekomst en het voortbestaan van hun bedrijf. De Hoge Raad geeft nog een speciale opmerking over nieuwe driehoeksrelaties zoals payrolling. Het is niet aan de Hoge Raad om daar wat van te gaan vinden. Als men grenzen wil stellen aan zaken zoals payrolling, dan is het in de eerste plaats aan de wetgever om dat te doen.
 
Scherp blijven
Voor payrollbedrijven toch wel een opluchting. C4C likt haar wonden. En zal nu moeten proberen om via een andere route met StiPP tot zaken te komen. Voor bedrijven die werkzaam zijn op het gebied van driehoeksrelaties (werkgever, werknemer en opdrachtgever) blijft het zaak scherp te blijven op StiPP en na te denken hoe je de pensioenen voor je werknemers gaat regelen.
 
Het arrest van de Hoge Raad van 4 november 2016 (ECLI:NL:HR:2016:2356) kunt u hier lezen.
 
Het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 28 oktober 2014 (ECLI:NL:GHAMS:2014:4547), waar het hof al oordeelde dat C4C onder StiPP viel, kunt u hier lezen.
 
Bouter Advocatuur | Oprecht gefocust

Deel deze blog