Background Image

Oprecht

gefocust

De bestuurder van een stichting – minder ontslagbescherming door de Wet Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (WBTR)

Het is aftellen naar 1 juli 2021. Dan treedt de Wet Bestuur en Toezicht rechtspersonen in werking. In deze bijdrage specifieke aandacht voor de positie van de stichtingsbestuurder. De positie van een bestuurder van een stichting is namelijk wel wat bijzonder. Zeker als je het vergelijkt met bijvoorbeeld de positie van de statutair bestuurder van een vennootschap. Voor die laatste geldt het vertrekpunt dat een vennootschappelijk ontslag (ontslag via de AVA) ook leidt tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Bij een bestuurder van een stichting is dat anders en moet je – in principe – nog naar de rechter. Dat wijzigt per 1 juli aanstaande. De stichtingsbestuurder krijgt minder ontslagbescherming.

Twee verhoudingen tussen stichtingsbestuurder en stichting
Eerst nog even kijken naar de huidige situatie. Een bestuurder van een stichting heeft in feite een dubbele juridische verhouding (rechtsbetrekking) met de stichting:

  1. Rechtspersoon: de stichtingsbestuurder wordt benoemd als bestuurder van de stichting. Daarmee is er een verhouding ontstaan met de rechtspersoon (stichting). Vergelijkbaar met de vennootschapsrechtelijke verhouding die een bestuurder bij een bv heeft;
  2. Arbeidsrecht: de bestuurder werkt op basis van een arbeidsovereenkomst en verricht zo de overeengekomen werkzaamheden.

Ontslag van een stichtingsbestuurder – huidige situatie
Het ontslag van een stichtingsbestuurder door – vaak – een Raad van Toezicht leidt niet automatisch tot het einde van de arbeidsovereenkomst. De bestuurder blijft in dienst van de stichting, totdat

  • De rechter de arbeidsovereenkomst heeft ontbonden, of;
  • Het UWV toestemming heeft verleend om de arbeidsovereenkomst op te zeggen (ontslagvergunning), of;
  • Partijen een vaststellingsovereenkomst hebben gesloten.

Stel dat geen van deze situaties zich voordoet, dan is er een patstelling ontstaan. De stichtingsbestuurder is ontslagen in de verhouding tot de rechtspersoon, maar de arbeidsovereenkomst (en ook loondoorbetalingsverplichting) duurt voort.

Artikel 2:298 Burgerlijk Wetboek (BW)
In de wet staat er dan nog een specifieke ontslagregeling genoemd binnen stichtingen. Dit is artikel 2:298 BW. Op het verzoek van het Openbaar Ministerie of een belanghebbende, kan een stichtingsbestuurder worden ontslagen als bestuurder. Dit kan spelen op het moment dat de bestuurder handelt in strijd met de wet of de statuten of zich schuldig maakt aan wanbeheer. Alleen is de drempel hoog. Die hobbel neem je niet zo snel. Dan moet er echt iets heel ergs aan de hand zijn.

Ontslag van een stichtingsbestuurder – nieuwe situatie WBTR
De huidige situatie leidt dus soms tot problemen. Een stichting kan in de knel komen als het niet lukt om een bestuurder te ontslaan. In de toelichting bij de WBTR is dit probleem erkend en als onwenselijk bestempeld. Vanaf 1 juli 2021 als de WBTR in werking treedt, komt hier verandering in. De ontslagbescherming van de stichtingsbestuurder wordt minder groot. Het zal voor stichtingen gemakkelijker worden om tot het ontslag van een bestuurder te komen.

Artikel 2:298a Burgerlijk Wetboek (BW)
Vanaf 1 juli 2021 komt er een nieuw artikel, artikel 2:298a BW. Lid 1 van dit artikel bepaalt:

“Een veroordeling tot herstel van de arbeidsovereenkomst tussen de stichting en de bestuurder kan door de rechter niet worden uitgesproken.”

De rechter kan dus niet tot herstel van de arbeidsovereenkomst overgaan. Wat betekent dit concreet? Stel de volgende situatie voor. Een Raad van Toezicht ontslaat een stichtingsbestuurder. Die is het er niet mee eens en start een gerechtelijke procedure. Dan kan de bestuurder niet meer claimen dat hij/zij terug wil naar de stichting. Dan blijft ‘slechts’ de mogelijkheid open om een billijke vergoeding te vragen. Dus puur een financiële regeling. Voor de stichting is er dan wel duidelijkheid dat de bestuurder niet terugkomt.

In lijn met de bestuurder van de bv
De WBTR zorgt er met deze wijziging voor dat de positie van de bestuurder van een stichting meer in lijn komt met bestuurder van bijvoorbeeld de bv. Als de stichting nog geen Raad van Toezicht heeft, dan komt er vanaf 1 juli aanstaande alsnog meer ruimte voor een ontslag. Artikel 2:298 BW kent vanaf dat moment de volgende gronden voor een ontslag:

  • verwaarlozing van zijn taak;
  • andere gewichtige redenen;
  • ingrijpende wijziging van omstandigheden op grond waarvan het voortduren van het bestuurderschap in redelijkheid niet geduld kan worden; en
  • het niet of niet behoorlijk voldoen aan een bevel van de voorzieningenrechter.

Vooruitblik 
Met de komst van de WBTR zal er meer duidelijkheid zijn voor de stichting, de stichtingsbestuurder en de Raad van Toezicht. De bijzondere positie van de bestuurder – die voor impasses kon zorgen – zal steeds minder bijzonder worden. Misschien dat er in de arbeidsovereenkomsten met stichtingsbestuurders wel vaker financiële beëindigingsregelingen zullen worden vastgelegd om vooraf al te verdisconteren dat een herstel (terugkeer) is uitgesloten. En het vraagt van de stichtingsbestuurder vol commitment aan de stichting. Als dat vuur begint te doven, zal het tijd zijn voor een vertrek.

 

Post & Bouter Advocaten in Barneveld
Arbeidsrecht & ondernemingsrecht
Verenigingen en stichtingen
Non-profit

Deel deze blog