Het ontslag van een stichtingsbestuur - Stichting Heerlijkheid Brederode
Stichtingen drijven vaak op vrijwilligers. Wat nu als een groot deel van de vrijwilligers zich tegen het stichtingsbestuur keert vanwege een beslissing van het stichtingsbestuur? Dat kan tot veel gedoe leiden. Onlangs werd dit weer duidelijk. Een stichtingsbestuur had vanuit doel en missie een beheerder de laan uit gestuurd. Maar die beheerder genoot veel aanzien bij de vrijwilligers. De vrijwilligers stapten naar de rechtbank om het ontslag van het stichtingsbestuur te eisen. Welk toetsingskader heeft de rechter? En hoe pakte dat hier uit voor de vrijwilligers?
Artikel 2:298 Burgerlijk Wetboek (BW)
Bij het ontslag van een bestuurder van een stichting speelt artikel 2:298 BW een grote rol. Ook in de procedure tegen de bestuurders van Stichting Heerlijkheid Brederode. Daarom eerst de tekst van dit wetsartikel:
“Artikel 2:298 BW
1. Een bestuurder kan op verzoek van een belanghebbende of van het openbaar ministerie door de rechtbank worden ontslagen wegens verwaarlozing van zijn taak, wegens andere gewichtige redenen, wegens ingrijpende wijziging van omstandigheden op grond waarvan het voortduren van zijn bestuurderschap in redelijkheid niet kan worden geduld of wegens het niet of niet behoorlijk voldoen aan een door de voorzieningenrechter van de rechtbank ingevolge artikel 297 gegeven bevel.
2. De rechtbank kan, hangende het onderzoek, voorlopige voorzieningen in het bestuur treffen en de bestuurder schorsen.
3. Een door de rechtbank ontslagen bestuurder kan gedurende vijf jaar na het ontslag geen bestuurder of commissaris van een stichting worden, tenzij de bestuurder mede gelet op de aan anderen toebedeelde taken geen ernstig verwijt kan worden gemaakt.
4. Het in de voorgaande leden bepaalde is van overeenkomstige toepassing op commissarissen.”
Stichting Heerlijkheid Brederode
Het gaat dus om de stichting Heerlijkheid Brederode. Het doel van de stichting is om de ruïne van Brederode in Santpoort (de Ruïne) openbaar toegankelijk te houden voor zoveel mogelijk mensen. De Ruïne is jaarlijks van 1 maart tot 1 november geopend voor publiek.
Vereniging & beheerder
De verzoekende partij in de procedure om te komen tot het ontslag van het stichtingsbestuur is de vereniging Vrijwilligers Ruïne van Brederode. Die vereniging bestaat uit mensen die als vrijwilliger hebben gewerkt bij en voor de Ruïne. De Ruïne werd sinds 2017 beheerd en onderhouden door een door de stichting aangestelde beheerder. Deze beheerder woonde gratis in de beheerderswoning bij die bij de Ruïne hoorde.
Einde voor beheerder | rumoer onder vrijwilligers
De stichting heeft op 14 oktober 2022 de overeenkomst met de beheerder opgezegd per 1 december 2022. De vrijwilligers zijn een dag later geïnformeerd over het naderende vertrek van de beheerder en uitgenodigd voor een gesprek waarin een toelichting zou worden gegeven over het vertrek van de beheerder. Veel vrijwilligers waren niet blij met dit bericht. Zij lieten het stichtingsbestuur weten dat de beheerder juist moest blijven. Het vertrouwen in het stichtingsbestuur werd al door veel vrijwilligers opgezegd. Vanuit de is een toelichting gegeven waarom de beheerder moest vertrekken.
Procedure tussen stichting en beheerder
De beheerder startte een procedure tegen de stichting en stelde dat hij een arbeidsovereenkomst had en niet ontslagen had mogen worden. De kantonrechter stelde vast dat er geen sprake was van een arbeidsovereenkomst maar van een overeenkomst van opdracht. Het stichtingsbestuur mocht de overeenkomst met de beheerder beëindigen.
Stichtingsbestuur moet vertrekken
Voor de vrijwilligers het startsein vermoedelijk om verdere actie te ondernemen tegen het stichtingsbestuur. Zij dienden een verzoek in bij de rechtbank om de bestuurders van Stichting Heerlijkheid Brederode te ontslaan. Dit verzoek werd ingediend op grond van artikel 2:298 lid 1 BW en men voerde drie gronden aan:
- Taakverwaarlozing;
- Andere gewichtige redenen;
- Ingrijpende wijziging van omstandigheden.
Het stichtingsbestuur was het daar niet mee eens en stelde simpelweg dat de vrijwilligers de stichting niet leiden maar dat het bestuur dit doet en dat er geen sprake is van taakverwaarlozing.
Beoordeling rechtbank
De rechtbank schetst eerst dat we sinds 1 juli 2021 te maken hebben met de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (WBTR) en dat er daardoor wat meer ruimte komt om een bestuurder van een stichting te kunnen ontslaan. Tegelijk kadert de rechtbank dit wel in door aan te geven dat “uitgangspunt bij de beoordeling van een dergelijk verzoek is nog altijd (een zekere) rechterlijke terughoudendheid”. De rechtbank loopt de drie aangevoerde ontslaggronden langs en oordeelt daarover.
Geen taakverwaarlozing
Volgens de vrijwilligers had het stichtingsbestuur het contract met de beheerder nooit mogen beëindigen. Ook zou er sprake zijn van financieel wanbeleid. De rechtbank volgt de vrijwilligers niet. De rechtbank gaat uit van de uitspraak van de kantonrechter in de procedure die met de beheerder was gevoerd en daarin was geoordeeld dat de beëindiging van de overeenkomst rechtsgeldig was. Dan kan er alsnog sprake zijn van een taakverwaarlozing, maar dan is het uitgangspunt “dat de rechter niet op de stoel van het bestuur mag gaan zitten.”. Volgens de rechtbank is voldoende aannemelijk dat het stichtingsbestuur lange tijd heeft geprobeerd om de beheerder te overtuigen dat hij zich moet houden aan de door het bestuur uitgezette kaders. De rechtbank vervolgt dan:
“Het onderhavige verzoek richt zich, aldus bezien, tegen een besluit (tot beëindiging van de opdracht aan [de beheerder] ) waarvan niet kan worden gezegd dat een redelijk handelend bestuur niet heeft kunnen aannemen dat het belang van de Stichting en de door haar in stand gehouden exploitatie daarmee werd gediend. De omstandigheid dat dit besluit - zoals het Bestuur zich naar eigen zeggen ook heeft gerealiseerd - mogelijk deining zou veroorzaken maakt dit niet anders.”.
Ook van financieel wanbeheer was geen sprake. De ontslaggrond voor een bestuurder vanwege taakverwaarlozing was niet aan de orde.
Van de vrijwilligers wordt ook iets verwacht
De vrijwilligers waren niet voor één gat te vangen en voerden aan dat het bestuur de vrijwilligers ernstig van zich vervreemd hadden door het traject met de beheerder. Het aanblijven van het bestuur kon daardoor niet meer. De vrijwilligers zouden opstappen zolang het bestuur niet op haar schreden terug zou keren. En de Ruïne kon niet bestaan zonder vrijwilligers. Er moest dus ingegrepen worden. De rechtbank maakt daar korte metten mee en gaf aan het slot ook nog een heldere boodschap mee aan de vrijwilligers:
“Naar het oordeel van de rechtbank kan dit betoog redelijkerwijs niet dienen als ondersteuning van het verzoek tot ontslag van het Bestuur. De Vrijwilligers beroepen zich daarmee immers op consequenties van het handelen van het Bestuur die zij zélf in het leven hebben geroepen. Ook wanneer alles wat er over de communicatie in relatie tot de opzegging van [de beheerder] is aangevoerd juist zou zijn, levert dat geen toereikende grond op voor ontslag van het Bestuur. Daarvoor is mede redengevend dat de prudentie die de Vrijwilligers in relatie tot het wel en wee van de Ruïne van het Bestuur verwachten tot op zekere hoogte óók van de Vrijwilligers zelf mag worden verwacht.”.
Ook die ontslaggrond speelde niet. De rechtbank wees het verzoek van de vrijwilligers af.
Twee duidelijke punten voor de stichting
Is het een bijzondere uitspraak? Dat op zich niet. De rechtbank oordeelt helder op de verzoeken. Toch zijn er twee duidelijke punten uit deze uitspraak te halen die voor stichtingen en betrokkenen bij stichtingen (zoals bestuurders en vrijwilligers) van belang zijn:
- Handelen binnen de doelstelling(en): het stichtingsbestuur handelde binnen de doelstelling vanuit de stichting. Het bestuur zette kaders uit voor een beheerder om daarbinnen te werken. Daarop kan een beheerder worden afgerekend. Het bestuur heeft rekenschap te geven van de doelstellingen van de stichting en het bestuur moet bij het uitoefenen van de bestuurstaak die doestellingen niet uit het oog verliezen. Juist als er tegenwind is, moet je als bestuur koers houden en de doelstelling of de missie van de stichting niet uit het oog verliezen.
- Communicatie en draagvlak: in deze kwestie van de Ruïne was de communicatie niet goed. Of zoals de rechtbank dat beschreef, verdiende de wijze waarop het bestuur heeft gecommuniceerd niet “de schoonheidsprijs”. Heldere communicatie vanuit het bestuur naar de achterban (zoals vrijwilligers) is van groot belang. Dat helpt voor draagvlak. Hier had het bestuur misschien al eerder wat kenbaar kunnen maken over de kaders waarbinnen de beheerder moest functioneren. Of al eerder een concreter signaal kunnen laten uitgaan dat er wat zorgen waren over het functioneren van de beheerder.
De uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem van 10 maart 2023 (ECLI:NL:RBNHO:2023:2053) kunt u hier lezen.
Post & Bouter Advocaten in Barneveld
Ondernemingsrecht
Verenigingen – stichtingen – non-profit organisaties