Incidenteel beroep in de kerk – is dat nieuw?
De kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) vormt de basis van de kerkstructuur, organisatie, kerkrecht, ledenadministratie, arbeidsvoorwaarden en financiën. In de kerkorde staan allerlei hoofdstukken met onderwerpen. Dat zijn de ordinanties. Deze ordinanties zijn soms verder uitgewerkt in verdere regelgeving. Dat zijn dan de Generale regelingen.
Per januari 2024 is er een aantal wijzigingen doorgevoerd. We gaan in op een specifieke procesrechtelijke wijziging.
Kerkorde – bezwaren en geschillen
In de kerkorde staan regels die gaan over de behandeling van bezwaren en geschillen. Die regels staan in Ordinantie 12. In Ord. 12-1-1 staat dat de behandeling van bezwaren en geschillen “geschiedt ter onderhouding van het recht, met inachtneming van de rechtvaardigheid en de liefde in de gemeenschap van de kerk.”. De behandeling van deze kwesties is opgedragen aan colleges voor de behandeling van bezwaren en geschillen. Welke dat zijn?
- In eerste aanleg: de Classicale Colleges voor de behandeling van Bezwaren en Geschillen (een CCBG);
- In beroep: het Generale College voor de behandeling van Bezwaren en Geschillen (het GCBG).
Kerkorde – opzicht
Ook staan er regels in de kerkorde die gaan over het opzicht. Die regels zijn vastgelegd in Ordinantie 10. Zo bepaalt Ord. 10-1-1 dat: “De gemeente is geroepen te blijven in de weg van het belijden van de kerk. Het opzicht, gegrond in de barmhartigheid van Jezus Christus, geschiedt tot eer van God, tot bewaring van de gemeente en tot behoud van hen die dwalen.”. Lid 3 vult aan dat het opzicht over belijdenis en wandel gebeurt door de colleges voor het opzicht. Welke dat zijn?
- In eerste aanleg: de Classicale Colleges voor het Opzicht (een CCO);
- In beroep: het Generale College voor het Opzicht (het GCO).
Uitwerking in Generale regeling
De regels uit de kerkorde zijn verder uitgewerkt in nadere regelgeving. Dat zijn de “Generale regelingen”. Voor de kerkelijke rechtspraak gaat het om Generale regeling 11 – Kerkelijke rechtspraak.
Artikel 7 van deze Generale regeling bepaalde altijd dat een kerkelijk college (zoals een CCBG of het GCO) in een uitspraak bekendmaakt of er beroep openstaat. Ook is bepaald dat er moest worden opgenomen door wie en binnen welke termijn en bij welk college er beroep kon worden aangetekend. De Generale regeling kende geen bepaling over incidenteel beroep.
Wat is incidenteel beroep?
Als er na een uitspraak een termijn voor beroep loopt (in de regel 30 dagen) dan moet je als procespartij beslissen of je in beroep wilt gaan of niet. De afweging kan dan zijn om zelf niet in beroep te gaan. De andere partij kan op het laatste moment wel besluiten om in beroep te gaan.
Als de andere partij dan in beroep gaat dan mag je zelf verweer gaan indienen tegen het beroep van die andere partij. Maar met de kerkorde zoals die was kon je dan niet zelf ook nog in beroep. De kerkorde kende geen incidenteel beroep. Terwijl er misschien in de uitspraak die op tafel ligt ook dingen stonden die je niet helemaal aanstonden, maar niet erg genoeg waren om zelf in beroep te gaan.
In een kerkelijke procedure (opzicht) hebben we al eens bepleit om toch een incidenteel beroep toe te staan. Want er kunnen soms goede redenen zijn om niet in beroep te gaan. Bijvoorbeeld omdat je als kerkenraad of predikant een kwestie niet wilt (laten) escaleren. Maar als een andere partij wel in beroep gaat dan wil je zelf ook ‘mee’ door dan zelf beroep te kunnen aantekenen. Dat hielp toen niet. Tot de recente wijzigingen.
Wijziging in de Generale regeling 11
Op 18 november 2023 nam de Generale Synode een besluit tot wijziging van Generale regeling 11 – Kerkelijke rechtspraak. Er is aan artikel 7 (over bezwaar en beroep) een nieuw lid 3 toegevoegd. Dit artikel luidt als volgt:
“3. Wanneer beroep is ingesteld, wordt degene die ten aanzien van dezelfde uitspraak of handeling ook beroep had kunnen instellen, in de gelegenheid gesteld incidenteel beroep in te stellen. De termijn voor het incidenteel beroep is dezelfde als die voor beroep. Zij gaat in op het moment dat het beroep ter kennis is gebracht.”
Dit artikel is in werking getreden per 1 januari 2024.
Wat betekent dit?
Met deze toevoeging kent de kerk ook de mogelijkheid van incidenteel beroep. Dat is een positieve ontwikkeling. Hiermee sluit het kerkrecht zich wat meer aan bij hoe het burgerlijk procesrecht geregeld is. Als een partij daar in hoger beroep gaat heeft de andere partij ook de mogelijkheid van incidenteel hoger beroep.
Waarom is het positief? Het geeft de betrokken partijen in een procedure een extra afweging bij de vraag om in beroep te gaan of niet. Neem de partij die het niet helemaal eens is met een uitspraak van een Classicaal College maar die het onvoldoende vindt voor beroep. De andere partij gaat wel volle bak in beroep en dan weet je vervolgens dat de andere partij niet in incidenteel beroep kan gaan. Dat geeft een onevenwicht.
Met de mogelijkheid van incidenteel beroep kan het voor de partij die wel graag in beroep wil een extra afweging geven of dat verstandig is. Want als je dat beroep doorzet krijgt de andere partij ook de mogelijkheid van incidenteel beroep.
Vanuit het recht op een eerlijk proces en een procesgang die met voldoende goede waarborgen is omgeven, is dit een goede ontwikkeling. Daarnaast speelt in de kerk ook mee dat partijen hopen geschillen onderling op te lossen en in vrede met elkaar verder te leven. Daar zou deze bepaling mogelijk ook nog wat aan kunnen bijdragen.
De actuele (versie januari 2024) versie van de kerkorde en de Generale regelingen kunt u hier lezen.
Post & Bouter Advocaten in Barneveld
Kerkrecht | procesrecht in de kerk