Wet civielrechtelijk bestuursverbod - gedraag je netjes
Vanaf 1 juli 2016 is de Wet civielrechtelijk bestuursverbod een feit. Het doel van de wet is om krachtiger te kunnen optreden tegen faillissementsfraude en om te voorkomen dat frauderende bestuurders hun werk via andere rechtspersonen ‘gewoon’ kunnen voortzetten. Maar het bereik van de wet is breder. Ernstig tegenwerken van de curator kan ook reden zijn voor een verbod. De wet is vormgegeven door nieuwe bepalingen op te nemen in de Faillissementswet. Wanneer kan zo’n bestuursverbod worden opgelegd? Aan wie? En hoe werkt zo’n procedure precies?
Bestaande mogelijkheden
Het bestuursverbod is niet de eerste maatregel om bestuurders aan te pakken. Er zijn al wat civielrechtelijke toezichtinstrumenten. Denk maar aan het interne toezicht door een algemene vergadering van aandeelhouders of het bestaan van een raad van commissarissen. Bij een stichting kan de rechter een bestuurder uit zijn functie ontslaan als hij zich schuldig maakt aan financieel wanbeheer.
Gronden voor verbod
Om te kijken of er een bestuursverbod moet worden opgelegd, is de periode van drie jaar voorafgaand aan een faillissement van een rechtspersoon belangrijk. Een verbod kan worden opgelegd als in die periode:
-
Een bestuurder aansprakelijk is in de zin van artikel 2:138 of 2:248 BW (onbehoorlijk bestuur)
-
Een bestuurder doelbewust rechtshandelingen heeft verricht waardoor schuldeisers zijn benadeeld (paulianeus handelen)
-
Een bestuurder ernstig tekortschiet in zijn informatie- of medewerkingsverplichting jegens de curator
-
Een bestuurder zich al meerdere malen schuldig heeft gemaakt aan een faillissement
-
Een bestuurder zich schuldig heeft gemaakt aan schending van de belastingplicht.
Procedure verbod
Het is uiteindelijk de rechter die een bestuursverbod oplegt. Nu zijn er slechts twee partijen die een verzoek daartoe kunnen indienen bij de rechtbank. De curator in een faillissement. Hij is verantwoordelijk voor de goede afwikkeling van het faillissement en daarom als beste in staat om te beoordelen of een bestuursverbod op z’n plaats is. Overleg met de schuldeisers is mogelijk. Daarnaast krijgt het Openbaar Ministerie een zelfstandige bevoegdheid om een verzoek in te dienen. Dan gaat het om situaties waarbij het algemeen belang in het geding is, bijvoorbeeld bij mensen die beroepsfraudeurs zijn.
Rechtsgevolgen verbod
De rechter kan voor maximaal vijf jaar een verbod opleggen. Als een bestuursverbod is opgelegd heeft dat een aantal rechtsgevolgen. Zo kan de persoon om wie het gaat niet langer zijn taak als bestuurder uitoefenen bij de failliete rechtspersoon en andere rechtspersonen waar hij bestuurder is. Verder kan de persoon in kwestie niet opnieuw tot bestuurder worden benoemd. Zo’n verbod wordt geregistreerd waardoor het voor iedereen gemakkelijk is na te gaan of iemand ‘schoon’ is of een verbod heeft. Tot slot mag zo iemand niet worden benoemd tot commissaris.
Handhaving
De vraag is natuurlijk hoe dit systeem wordt gehandhaafd. Een belangrijke rol is weggelegd voor de notaris en de Kamer van Koophandel. Zij mogen niet meewerken aan de oprichting en inschrijving van een rechtspersoon waarin een bestuurder wordt benoemd die een bestuursverbod heeft opgelegd gekregen.